Het stuk speelt zich af op een verzorgingsboot waar patiënten, vrijwilligers, verzorgers en verpleegkundigen zich bevinden.
Het reisje op de Rijn duurt enkele dagen en de toeschouwers zien de tijdelijke bewoners de revue passeren. Een verzorgster die haar werk meer dan beu is, blijkt ook nog onbetrouwbaar te zijn. Een overbezorgde verpleger die met zichzelf in de knoop raakt. Een door het geloof gegrepen alleenstaande, twee bejaarde zussen, tweeling, maar o zo verschillend. Een bekakte intrigant, ingebeeld ziek, een manische vrouw die in haar fantasiewereld leeft en een jonge vrouw die door het leven op de proef is gesteld.
Door de combinatie van deze karakters en hun eigenheid ontwikkelt zich een meer dan komisch toneelstuk. Aan het eind worden alle individuele draden samen geknoopt tot een climax waar het publiek na alle lachsalvo's stil van zal worden. "Want al heeft men de luy gesien, men kent se niet" aldus de woorden van Bredero, de grote Nederlandse toneelschrijver uit de Gouden Eeuw. |